Sinds het begin van de legislatuur, in 2009, werd slechts 2 keer in opdracht van NADO Vlaanderen een dopingcontrole op een Vlaamse elitesporter uitgevoerd buiten de grenzen van de Vlaamse Gemeenschap. Dit vernam Vlaams volksvertegenwoordiger Ulla Werbrouck in een parlementaire vraag. Ulla Werbrouck: “Hoewel ook Internationale Federaties (IF) in het buitenland controleren ligt dit aantal toch wel zeer laag om de pakkans voldoende hoog te houden.”
Het dopingdecreet van 25 mei 2012 evenals de vroegere dopingregels, die vervat zaten in het decreet van 13 juli 2007 inzake medisch en ethisch verantwoorde sportbeoefening, zijn van toepassing op de Vlaamse Gemeenschap. De jurisdictie stopt m.a.w. bij de gemeenschapsgrenzen. Dit impliceert dat NADO Vlaanderen (Nationale Anti-Doping Organisatie) enkel controles op Vlaamse sporters kan uitvoeren binnen de grenzen van de Vlaamse Gemeenschap. Ulla Werbrouck: “Bij elitesporters die vaak in het buitenland vertoeven voor stages en trainingskampen geeft dit natuurlijk problemen omdat NADO Vlaanderen daar zelf geen controles kan uitvoeren.”
Naar aanleiding van de bespreking van het nieuwe antidopingdecreet stelde Vlaams minister van Sport Philippe Muyters echter het volgende: “Het decreet is van toepassing in de Vlaamse Gemeenschap, niet daarbuiten. In afspraak met het betrokken NADO kan Vlaanderen echter ook in een ander land controleren.” Mevr. Werbrouck stelde dan ook de vraag hoeveel keer Vlaanderen sinds het begin van deze legislatuur deze mogelijkheid aangewend heeft. De minister verleende volgend antwoord: “Slechts 2 keer werd buiten de grenzen van de Vlaamse Gemeenschap door een buitenlandse NADO een dopingcontrole uitgevoerd op een Vlaamse elitesporter in opdracht van NADO Vlaanderen. Hierbij dient wel vermeld te worden dat Vlaamse elitesporters die net over de grens in Nederland trainen, sporadisch (gemiddeld 1 tot 2 keer per jaar), daar gecontroleerd worden door NADO Vlaanderen zelf, gezien NADO Nederland hier geen bezwaar tegen heeft en als privé-organisatie zelf enkel bevoegd is om controles uit te voeren op sporters van de Nederlandse federaties die bij haar aangesloten zijn.”
In een ideale situatie moeten atleten overal in de wereld relatief evenveel gecontroleerd worden. D.w.z. dat als een atleet 6 maanden buiten Vlaanderen verblijft, hij daar evenveel gecontroleerd zou moeten worden dan de 6 maand dat hij binnen Vlaanderen verblijft. In de praktijk is dit niet het geval, getuige de 2 ‘buitenlandse dopingcontroles’ door NADO Vlaanderen. Het is wel zo dat dit gedeeltelijk ondervangen wordt door controles van de Internationale Federaties (IF’s), maar toch. Ulla Werbrouck: “Het kan natuurlijk niet de bedoeling van ons Vlaams antidopingbeleid zijn dat we onze Vlaamse elitesporters eigenlijk aansporen om naar het buitenland te trekken omdat er daar minder dopingcontroles plaatsvinden. In die zin ondersteun ik zeker de oproep van Hans Cooman, coördinerend arts dopingcontroles NADO Vlaanderen, naar meer middelen om onze Vlaamse elitesporters ook in het buitenland te laten controleren.
Daarnaast moet de samenwerking met de IF’s geoptimaliseerd worden. Momenteel verloopt het contact met bepaalde IF’s zeer moeilijk en worden de controles buiten wedstrijdverband die uitgevoerd worden door verschillende instanties niet met elkaar afgestemd. Zo weet NADO Vlaanderen niet wanneer de UCI een controle zou uitvoeren en omgekeerd. Hierdoor komt het soms wel eens voor dat eenzelfde sporter binnen een kort tijdsbestek meerdere dopingcontroles moet ondergaan. Dat dit geen ideale situatie is, moet niet uitgelegd worden.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten